Taraxacum Nederland

Kenmerken

De paardenbloemen zijn in Nederland zo algemeen dat bijna niemand er meer goed naar kijkt. Wij willen dat nu wel doen door de uitleg van de vele kenmerken die een paardenbloem tot een sectie en/of soort  brengen.

Bloemhoofdje


Lintbloemen


 

Lintbloemen kunnen sterk ingerold zijn. Dit komt in Nederland alleen voor bij de Sectie Obliqua.

De tandjes aan de top van de lintbloemen zijn niet geel en anders gekleurd; met een loupe goed te zien bij open bloemhoofdjes en ook aan het gedroogde materiaal.

 

 

Stijlen


             Stijlen duidelijk geel van kleur

Je kunt de kleuren van de stijlen als volgt verdelen:

 

  • geel

  • zwart

  • veelkleurig (geelgroen tot grijs)

 

De kleur van de stijlen geel en zwart zijn duidelijke constanten,maar het tussengebied  kan wel eens moeilijkheden opleveren, wanneer het gedroogde materiaal niet goed is gedroogd en later verkleuren naar donkere tinten. (dan moeten andere kenmerken de doorslag geven)

            Stijlen duidelijk zwart van kleur

Stuifmeelpollen


Pollen zijn niet of rudimentair dan wel aanwezig

De enige manier om duidelijk vast te stellen of een paardenbloem wel of geen stuifmeel  bezit is om een bijna ontluikende knop open te peuteren.

Er komen Taraxacum soorten voor  met in het ene bloemhoofdje wel en in het andere bloemhoofdje  geen stuifmeel  ( is tot nu toe niet vastgesteld voor Nederlandse soorten)

             Stijlen met veel pollen ( 100 x)

 

 

Knoppen


      Zwarte bloemknop

De zwartgroene omwindsels komen vooral voor bij soorten uit de Sectie Hamata.!!

Het berijpt zijn van knoppen kan men het beste vaststellen bij levend materiaal bij droog weer; als men met een lichte wrijfbeweging over een knop een duidelijk verschil in groentint ontstaat is de soort sterk berijpt.

Aan gedroogd materiaal kan het berijpt zijn van de knoppen vaak nog worden gezien door de plant onder een schuine lichtinval te bekijken.

 

 

 

Bloemknop is sterk berijpt met behaarde bloemsteel

Beharing bloemsteel


De mate van beharing van de bloemstelen valt over het algemeen goed vast te stellen. Helemaal geen beharing zoals bij Taraxacum rubicundum is een scherp kenmerk. Geheel behaarde bloemstelen gaan in de meeste gevallen samen  samen met overigens ook sterk behaarde paardenbloemen. Harigheid is duidelijk te controleren door de stelen tegen het licht te houden.

 

               Bloemsteel duidelijk behaard

Omwindselbladen (buitenste)


 Wel of niet gerand

Omwindsel duidelijk gerand en meer dan 3,5 mm breed


Het wel of niet gerand zijn van de buitenste omwindselblaadjes.

De buitenste omwindselbladen zijn duidelijk gerand als je dat met het blote oog kan zien en kunt vaststellen bij alle beschikbare bloemhoofdjes binnen dezelfde plant.

Met behulp van een loupe controleer je of er ook een gekleurde (rose) rand aanwezig is. Wanneer maar op een enkele plaats iets van een rand is te zien is de soort niet of onduidelijk gerand.

Tot 3.5 mm of minder noemt men smal gerand en bij meer dan 3,5 mm breed gerand


Stand buitenste omwindselbladen

Omwindsel aangesloten tot losjes aanliggend                    

                    Omwindsel afstaand

De stand van de buitenste omwindselblaadjes.

 

  • aangesloten tot losjes aanliggend

  • horizontaal afstaand ( soms iets omhoog en\of iets schuin naar beneden)

  • boogvormig teruggekromd

  • verticaal teruggericht


Omwindsel teruggekromd

Omwindsel teruggericht


De verschillende standen van de omwindselbladen kan men goed vaststellen aan bijna ontluikende of pas ontloken bloemen.

We spreken van gekleurde omwindselbladen wanneer ze over de gehele oppervlakte een andere kleur hebben dan witgroen, grijsgroen of groen. Rood aangelopen topjes tellen niet mee voor gekleurd.

Wanneer de omwindselbladen min of meer van dezelfde hoogte verspreiden noemen we dat een regelmatig omwindsel. Als de omwindselbladen door elkaar heen zijn gekruld noemen we zeer verspreid. Dit kan men het beste aan levend materiaal vaststellen!

De omwindselbladen bij de Sectie Erythrospermum kunnen sterk geknobbeld of gehoornd zijn. Dit kan men het best vaststellen aan levend materiaal.

Omwindselblaadjes zijn hier duidelijk geknobbeld

 

 

Bladeren


Beharing

De planten zijn behaard, wanneer op de bovenste helft van het blad en dan nog op de bladschijf(dus niet alleen op de nerf) nog haren worden waargenomen.De behaardheid van levend plantmateriaal is duidelijk met het blote oog zichtbaar. Bij gedroogd materiaal moet men gebruik maken van een loupe. Gedroogde paardenbloemen willen nog wel eens vrij snel kaal worden, dus de beharing als notitie bij het verzamelde materiaal vermelden.

      Een paardenbloemblad met korte haren

Violette vlekken

Met een loupe kan men al vrij  snel de violette stippen en/of vlekken vaststellen op de bladschijf. De interlobben blijven buiten beschouwing. Deze violette stippen en /of vlekken komen vooral voor bij de Sectie Naevosa.


Violette vlekken op de bladeren Taraxacum euryphyllum


Kleur

De bladkleur kan soms sterk afhankelijk zijn van de standplaats( wel of geen schaduw), de toestand ( gezondheid)van de paardenbloem en de ouderdom.Er zijn echter ook soorten binnen de paardenbloemen die kenbaar zijn aan hun donkere groen kleur zoals Taraxacum ancistrolobum(Sectie Ruderalia) en Taraxacum quadrans(Sectie Hamata)


Bladsteel

Als bladsteel wordt over het algemeen de gehele lengte tot aan de onderste zijlob beschouwd. Niet alle bladen zijn gelobt en kan zonder bezwaar het onderste derde gedeelte van het blad tot voor bladsteel worden genomen.

De bladstelen kunnen de volgende kleuren hebben:

  • groen

  • rose

  • rood


Gevleugeld


 

De bladsteel kan smal gevleugeld zijn en dan zijn de vleugels tot maximaal 2 mm aan iedere kant van de bladsteel. Hebben de bladstelen meer dan 2 mm brede vleugels dan vallen ze in de categorie van breed gevleugeld.

                 Bladsteel niet gevleugeld

             Bladsteel duidelijk gevleugeld

Middennerf blad

 

De kleur van de middennerf is gelijk aan die van de bladsteel.

Het patroon kunnen wij het beste waarnemen aan de bovenkant van de middennerf. Over het algemeen is het patroon van kleine groene streepjes op een gekleurde nerf goed met een loupe te zien, des te beter wanneer de nerf over een vinger strak getrokken wordt. Bij oud herbariummateriaal is het streeppatroon op de nerf meestal niet meer goed vast te stellen.

Dit streepjespatroon wordt alleen vastgesteld bij de soorten uit de Sectie Hamata en Sectie Celtica.

 

De Bladlobben

 

Men spreekt van driehoekige lobben, wanneer de lobben min of meer loodrecht vanuit de nerf spreiden en van deltoid wanneer dit enigermate teruggericht gebeurt.

De lobben zijn falcaat als de vleugels van een valk van convex naar licht concaaf.

 

De tanding van lobben


 

Zowel de bovenkant als de onderkant van de lobben kunnen getand zijn met grote en met kleine tandjes. De betanding van de lobben beoordelen aan de hand van meerdere bladeren.

Eindlob


De eindlob kan als volgt zijn:

  • stomp

  • half scherp tot iets spits

  • zeer spits

Deze drie algemene voorkomende lobben moet men beoordelen an de bovenste helft van de bladeren. Stomp en spits zijn gemakkelijk vast te stellen,maar half scherp tot iets spits hangt er een beetje tussen in maar, als ezelsbruggetje, op afstaand een stompe indruk makend,maar toch aangepunt.

Verder kan de eindlob ook ingesneden zijn!

              Eindlob langwerpig toegespitst, ingesneden            

Eindlob kort driehoekig met opgezette top

De eindlob is verder van vorm:

  • vanuit een brede basis over de gehele lengte geleidelijk versmallend tot een afgeronde of puntige top

  • met een duidelijk opgezette top

  • vanuit een brede basis, halverwege sterk verlengde, tongvormige top

 

Eindlob  verlengd en geleidelijk toegespitst

Eindlob kort driehoekig, stomp

Eindlob breed helmvormig, stomp

Interlobben


Een Interlob is de tussenruimte tussen de zijlobben.De interlobben kunnen sterk geplooid zijn en soms sterk zwart gekleurd.

Interlob met duidelijk gekleurd randje

 

Achenen


                         De vruchtjes van de paardenbloem noemen we achenen

Binnen de achenen kun je twee kleuren onderscheiden namelijk:

 

  • normaal dat wil zeggen strokleurig tot grijsbruin

  • gekleurd dat zijn alle tinten van donker violet-bruin via rood naar egaal bruin

Binnen de Sectie Erythrosperma speelt de onderverdeling van het gekleurd zijn een belangrijke rol, maar dat is tot nu toe nog niet helemaal duidelijk.